Inleiding
De wijze waarop gemeenten invulling moeten geven aan de financieringsfunctie is geregeld in de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido) en de wet Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). Naast de regels bieden deze wetten ook kaders voor de beheersing van risico’s binnen de financieringsfunctie. Op lokaal niveau vertaalden wij de landelijke regelgeving in een treasurystatuut. In deze paragraaf gaan we in op de kasgeldlimiet, renterisiconorm, schuldontwikkeling en de rentekosten.
Ontwikkelingen gemeente
Beleidsvoornemens treasurybeheer
Het treasurystatuut bevat de lokale spelregels waar we rekening mee moeten houden bij het aan-trekken of uitzetten van geldleningen en het verstrekken van garanties.
Het beleid van de gemeente is gericht op het zoveel mogelijk afdekken van de financieringsbehoefte met kortlopende geld, zolang de rente op kortlopende middelen lager is dan de rente op langlopende middelen.
Risicobeheer
Het doel van (financieel) risicobeheer is financiële risico’s beheersen zoals: renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en koersrisico. Voor de gemeente speelt vooral het renterisico en het kredietrisico een rol. De overige risico's spelen in mindere mate, omdat wij een beperkte beleggingsportefeuille (=koersrisico) hebben en relatief gemakkelijke toegang tot de geld- en kapitaalmarkt krijgen (= liquiditeitsrisico)
Renterisico
Voor de beheersing van het renterisico zijn in de wet Fido twee normen opgenomen, de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Kasgeldlimiet
Leningen met een looptijd korter dan één jaar vallen onder de kortlopende schuld.
De kasgeldlimiet stelt dat de gemiddelde omvang van de kortlopende schuld per kwartaal maximaal 8,5% van het totaal van de lasten in de begroting mag bedragen.
De kasgeldlimiet mag je overschrijden, maar niet langer dan twee aaneengesloten kwartalen.
Daarna moet tenminste een deel van de kortlopende leningen worden omgezet in langlopende leningen om binnen de grenzen van de kasgeldlimiet te blijven. Vanwege de beleidskeuze om maximaal kort te financieren maken wij in 2020 gebruik van de mogelijkheden die de wet Fido ons biedt.
In onderstaande tabel ziet u de ontwikkeling van de kasgeldlimiet voor de komende jaren.
(bedragen x € 1.000) | ||||
Kasgeldlimiet | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Totaal lasten begroting | 111.976 | 110.418 | 108.966 | 108.850 |
Toegestane kasgeldlimiet in % | 8,5% | 8,5% | 8,5% | 8,5% |
Toegestane maximale kasgeldlimiet in € | 9.518 | 9.386 | 9.262 | 9.252 |
Wij mogen in 2020 dus gemiddeld in een kwartaal in 2020 maximaal € 9,5 miljoen aan kortlopende leningen hebben.
Renterisiconorm
De jaarlijkse aflossing en renteherziening op de langlopende schulden mag niet meer bedragen dan 20% van het totaal van de lasten in de begroting. Het doel van deze normering is het aanbrengen van voldoende spreiding in de leningenportefeuille. Dit om te voorkomen dat in enig jaar in verhouding veel leningen afgelost en geherfinancierd moeten worden. Wanneer herfinanciering in dat geval tegen een hoger rentepercentage moet geschieden, leidt dit tot hogere rentelasten voor de begroting en dus tot een risico voor de begroting. De renterisiconorm is dus ingesteld om dit risico te beperken.
In onderstaande tabel ziet u de verwachte ontwikkeling van de renterisiconorm voor de komende jaren.
(bedragen x €1.000) | ||||
Omschrijving | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
1. Totaal lasten begroting | 111.976 | 110.418 | 108.966 | 108.850 |
2. Wettelijk percentage | 20% | 20% | 20% | 20% |
3. Renterisiconorm (1 x 2) | 22.395 | 22.084 | 21.793 | 21.770 |
4. Renteherziening op vaste schuld o/g | 0 | 0 | 0 | 0 |
5. Renteherziening op vaste schuld u/g | 0 | 0 | 0 | 0 |
6. Aflossingen te betalen excl. woningbouwcorporatie | 10.261 | 9.661 | 7.461 | 9.276 |
7. Bedrag waarover renterisico gelopen wordt (4+5+6) | 10.261 | 9.661 | 7.461 | 9.276 |
8. Renterisico onder renterisiconorm (3-7) | 12.134 | 12.423 | 14.332 | 12.494 |
Wij overschrijden de komende jaren de renterisiconorm niet. Op grond van de renterisiconorm van ca. € 22,4 miljoen en onze verplichte aflossingen, resteert er de komende jaren een ruime marge voordat de norm wordt overschreden.
Kredietrisico
De gemeente loopt financieel risico omdat er leningen zijn verstrekt aan derden en omdat we garant staan voor derden. Voor de beheersing van het kredietrisico is inzicht in de leningen en de garantstellingen nodig. Het treasurystatuut bepaalt dat uitzettingen en garanties alleen tot stand komen als zij een publieke taak dienen.
1. Uitgezette gelden
In onderstaande tabel ziet u een overzicht van de omvang van onze uitgeleende gelden.
De uitzettingen hebben wij verstrekt aan de deelnemingen Vitens en SVN (voor startersleningen)
(€ 889.000), aan de BNG in de vorm van een zero coupon lening (3,9 miljoen) en enkele kleinere leningen aan derden .
(bedragen x € 1.000) | |
Omschrijving | Uitgezette leningen |
Stand 01 januari 2020 | 4.832 |
Toevoegingen | 0 |
Te betalen/ ontvangen aflossingen | -80 |
Stand 31 december 2020 | 4.752 |
Te betalen/ ontvangen rente | 226 |
Omdat wij deze gelden hebben uitgeleend aan financieel gezonde partijen, schatten wij het kredietrisico op deze leningen zeer laag in.
2. Garantstellingen (stand per 31 december 2018)
De gemeente staat garant voor circa € 168 miljoen aan leningen die derden bij de bank hebben aangetrokken. Voor circa € 14 miljoen gaat het om leningen waarbij de gemeente als eerste borgsteller fungeert. Hieronder vallen onder andere leningen van de stichting Hoenderdaal Sportaccommodaties (€ 3,9 miljoen) en Woningbouwvereniging Amerongen (€ 6,9 miljoen) Voor het overige is sprake van een 8-tal kleinere leningen voor een totaalbedrag van € 3,2 miljoen.
Daarnaast fungeert de gemeente voor een bedrag van circa € 154 miljoen aan leningen als tweede borgsteller na het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Dit gaat hoofdzakelijk om verstrekte leningen door de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) (voor € 102,9 miljoen) en de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) (voor € 30,6 miljoen) . Daarom is voor deze categorie slechts sprake van een beperkt kredietrisico.
Tot slot staat de gemeente garant voor een bedrag van circa € 3 miljoen aan particuliere leningen.
Ten opzichte van de Begroting 2019 is het kredietrisico gelijk gebleven omdat nog altijd sprake is van gunstige economische omstandigheden.
Koersrisico
In onderstaande tabel ziet u de aandelen en andere waardepapieren waarin de gemeente heeft belegd en geven wij inzicht in de totale waarde van de beleggingsportefeuille tegen nominale waarde.
Omschrijving | Aantal aandelen | Nominaal bedrag per aandeel | Totale belegging |
Aandelen Bank Nederlandse Gemeenten | 201.669 | 2,50 | 504 |
Aandelen Vitens NV*) | 36.554 | 1,00 | 37 |
Aandelen BIGA Groep BV | 2.652 | 50,00 | 133 |
ENECO aandeel GZO | 25 | ||
Inschrijving Grootboek Nationale schuld**) | 69 | ||
Deelname Lange Dreef BV/ CV | 24 | ||
Deelname Utrechtse Heuvelrug Commandiet BV | 18 | ||
Totaal | 810 |
*) De hier vermelde gegevens over de aandelen hebben betrekking op de situatie van vóór de voorgenomen fusie tussen de N.V. Bronwaterleiding “Doorn” en Vitens.
**) € 42.000,- is opgenomen bij overige uitzettingen looptijd > 1 jaar. Gezien de omvang van de beleggingen ca. 2/3 belegd is bij de Bank Nederlandse Gemeenten, een solide partij, is het koersrisico beperkt.
Rentevisie
Om de toekomstige rentelasten te kunnen begroten, moet een gemeente beschikken over een rentevisie. Die is nodig om de rentelasten van nieuw aan te trekken leningen te kunnen berekenen. Onze gemeente wil een conservatieve rentevisie hebben zodat niet bij de eerste rentebeweging op de markt onze begroting moet worden bijgesteld. Dit leidt tot een meer specifieke rentevisie zoals opgenomen in de kadernota (paragraaf 4.3):
● Op het moment dat aanvullende financieringsmiddelen nodig zijn, maken we op basis van de dan geldende rentetarieven en renteverwachtingen een keuze voor kortlopende (looptijd korter dan een jaar) of langlopende leningen. Hierbij houden we rekening met de geldende voorschriften (kasgeldlimiet en renterisiconorm).
Bij de huidige rentestanden is het voordelig om kort te financieren: kortlopende leningen kunnen tegen een lager rentepercentage worden aangetrokken dan langlopende leningen.
● Voor kortlopende leningen hanteren we in 2020 een rentepercentage van 0,17%. Voor de nieuwe langlopende leningen hanteren we in 2020 een rentepercentage van 0,80%. (naar boven afgeronde stand van de BNG april 2019 voor een lening van 20 jaar). Inschatting is dat er geen rentestijging plaatsvindt. Ten opzichte van de Begroting 2019 daalt het rentepercentage voor nieuwe geldleningen met 0,90% (was 1,7%).
In tabelvorm ziet de renteontwikkeling er als volgt uit:
Omschrijving | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Renteontwikkeling voor kortlopende leningen | 0,17% | 0,17% | 0,17% | 0,17% |
Renteontwikkeling voor langlopende leningen | 0,8% | 0,8% | 0,8% | 0,8% |
Als we op de kapitaalmarkt een oplopende lange rente waarnemen, kunnen we overwegen een deel van de financieringsbehoefte eerder af te dekken met langlopende leningen.
Financiering van de gemeente
Voor de uitvoering van de gemeentelijke taken is financiering nodig. Voor investeringen in materiële vaste activa (zoals bijvoorbeeld wegen en vastgoed) trekken wij leningen aan omdat deze activa een lange levensduur hebben. De financieringsbehoefte die daaruit voortvloeit, dekken wij meerjarig af.
Ontwikkeling van behoefte aan vreemd vermogen
In onderstaande tabel ziet u voor de komende jaren de te verwachten financieringsbehoefte op basis van de liquiditeitsprognose.
(bedragen x € 1.000) | ||||
Financieringsbehoefte | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Kasstroom uit operationele activiteiten | ||||
Resultaat | 677 | 620 | 89 | 833 |
Afschrijvingen, afwaarderingen | 7.193 | 10.996 | 6.582 | 6.744 |
Mutatie werkkapitaal | ||||
- Mutatie voorraden | -1.003 | 5.153 | 0 | 0 |
- Mutatie uitzettingen, overlopende activa | 0 | 0 | 0 | 0 |
- Mutatie vlottende schuld, overlopende passiva | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mutatie reserves | 1.028 | 2.196 | -14 | -8 |
Mutatie voorzieningen | -748 | -628 | -260 | -280 |
Mutatie waarborgsommen, overige vaste schuld | 0 | 0 | 0 | 0 |
Kasstroom uit operationele activiteiten | 7.147 | 18.338 | 6.398 | 7.289 |
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | ||||
Netto investeringen immateriële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 0 |
Desinvesteringen immateriële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 0 |
Netto investeringen materiële vaste activa | -11.818 | -10.217 | -6.378 | -8.661 |
Desinvesteringen materiële vaste activa | 0 | 0 | 600 | 0 |
Netto investeringen financiële activa - excl. verstr. leningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Desinvesteringen financiële activa - excl. verstr. leningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | -11.818 | -10.217 | -5.778 | -8.661 |
Financieringsbehoefte (-) cq. overschot (+) | -4.671 | 8.121 | 619 | -1.372 |
Kasstroom uit financieringsactiviteiten > 1 jaar | ||||
Toename verstrekte leningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Aflossing verstrekte leningen | 40 | 41 | 6 | 5 |
Toename opgenomen leningen | 14.552 | 1.630 | 6.960 | 10.653 |
Aflossing opgenomen leningen | -10.261 | -9.661 | -7.461 | -9.276 |
Kasstroom uit financieringsactiviteiten > 1 jaar | 4.331 | -7.989 | -495 | 1.382 |
Kasstroom uit financieringsactiviteiten < 1 jaar | ||||
Mutatie uitzettingen in 's Rijks schatkist | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mutatie opgenomen kasgeldleningen | 340 | -132 | -124 | -10 |
Kasstroom uit financieringsactiviteiten < 1 jaar | 340 | -132 | -124 | -10 |
Mutatie geldmiddelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
De mutatie in geldmiddelen is als volgt te specificeren | ||||
Liquide middelen / bankschulden ultimo vorig dienstjaar: | -250 | -250 | -250 | -250 |
Liquide middelen / bankschulden ultimo dienstjaar: | -250 | -250 | -250 | -250 |
Mutatie geldmiddelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
De financieringsbehoefte betekent niet dat de schuldomvang ook met deze bedragen stijgt.
Wij lossen namelijk ook leningen af (die gedeeltelijk moeten worden geherfinancierd) en ontvangen aflossingen op onze uitgezette leningen.
Schuldpositie
In onderstaande tabel staat de schuldpositie, zoals deze voortvloeit uit de Begroting 2020 (zie ook de paragraaf "Ontwikkeling behoefte aan vreemd vermogen"). Daarin maken we onderscheid in bruto- en netto schuld:
• Netto schuld: Bruto schuld – geldelijke bezittingen
• Bruto schuld: Langlopende leningen + Kortlopende schulden + crediteurenvorderingen + overlopende passiva
• Geldelijke bezittingen: totaal van leningen aan deelnemingen + leningen aan verbonden partijen + leningen aan derden + langlopende uitzettingen + kortlopende uitzettingen + debiteurenvorderingen + liquide middelen + overlopende activa.
(bedragen x € 1.000) | ||||
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Vaste schuld | 136.985 | 128.955 | 128.454 | 129.831 |
Netto vlottende schuld | 19.635 | 19.503 | 19.379 | 19.369 |
Overlopende passiva | 8.791 | 8.791 | 8.791 | 8.791 |
A. Bruto schuld | 165.411 | 157.249 | 156.624 | 157.991 |
Financiële vaste activa | 5.562 | 1.649 | 1.643 | 1.638 |
Uitzettingen < 1 jaar | 12.356 | 12.356 | 12.356 | 12.356 |
Liquide middelen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overlopende activa | 4.984 | 4.984 | 4.984 | 4.984 |
B. Geldelijke bezittingen | 22.901 | 18.988 | 18.983 | 18.978 |
C. Netto schuld | 142.510 | 138.261 | 137.641 | 139.013 |
In het raadsprogramma staat dat de schuldenlast van de gemeente in de komende raadsperiode verlaagd moet worden.
Bij het vaststellen van de uitgangspunten voor de kadernota 2020 - 2023 besloot de raad hierover het volgende:
● Eventuele onderschrijdingen van geautoriseerde investeringskredieten komen ten goede aan het aflossen van schulden;
● Er wordt in 2020 en 2021 meer afgelost, herfinancieringen niet meegerekend, dan er wordt geïnvesteerd;
● Zowel de bruto als netto schuld moet eind 2020 gestabiliseerd zijn. De bruto schuld mag eind 2020 niet hoger zijn dan 165 miljoen;
● In 2021 moet een eerste daling van minimaal 2 miljoen voor de bruto en netto schuld evenals een daling van de financiële verplichtingen zichtbaar worden; De schuldenlast wordt gereduceerd door het terugbrengen van specifieke investeringen en verkoop van de ambtswoning.
De cijfers in de bovenstaande tabel laten zien dat met het aanbieden van deze begroting wij hier in belangrijke mate aan hebben voldaan. Daarnaast heeft onze prioriteit de afgelopen periode gelegen bij het opstellen van een structureel sluitende begroting met een jaarlijks overschot van € 500.000 voor financiële tegenvallers. Alles afwegende concluderen wij dat voor de reductie van de schuldenlast nog ingrijpendere maatregelen nodig zijn en daarover willen wij verder met u in gesprek om gezamenlijk de kaders die op termijn moet leiden tot de voorgestelde schuldenreductie.
Rentemethodiek en renteresultaat
Voor de toerekening van de betaalde rente maakt de gemeente gebruik van de rente-omslag-methode. Door toepassing van de rente-omslag-methode wordt de rente aan de hand van de stand van de investeringen toegerekend aan de producten in de programmabegroting.
(bedragen x € 1.000) | |||||
Renteomslag begroting 2020 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Rente Kosten | |||||
Rente lang (transitorische) | 2.788 | 2.516 | 2.265 | 2.065 | |
Rente lang (stelpost) | 185 | 201 | 260 | 348 | |
Rente kort | 16 | 16 | 16 | 16 | |
Totaal rentekosten | 2.989 | 2.733 | 2.541 | 2.429 | |
Rente Baten | |||||
Ontvangen rente | 226 | 21 | 2 | 2 | |
Totaal rentebaten | 226 | 21 | 2 | 2 | |
Saldo rente | 2.764 | 2.712 | 2.539 | 2.427 | |
rente toe te rekenen aan grex | 95 | 90 | 0 | 0 | |
rente toe te rekenen aan woningbouw | 0 | 0 | 0 | 0 | |
rente toe te rekenen aan taakvelden | 2.668 | 2.621 | 2.539 | 2.427 | |
boekwaarde 1-1 excl. Grex en woningbouw | 166.302 | 165.481 | 164.671 | 166.583 | |
berekende omslagrente taakvelden | 1,60% | 1,58% | 1,54% | 1,46% | |
toegepaste omslagrente taakvelden | 1,90% | 1,90% | 1,90% | 1,90% | |
werkelijke toegerekende rente taakvelden | 3.160 | 3.144 | 3.129 | 3.165 | |
renteresultaat taakveld treasury | 492 | 523 | 590 | 738 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er € 2,7 miljoen rente moet worden toegerekend aan de producten in de programmabegroting. De rentelasten worden toegerekend aan de producten op basis van het in de Kadernota 2020 vastgestelde renteomslagpercentage voor overige investeringen van 1,9 %. Volgens bovenstaande berekening moet een rente-omslagpercentage van 1,6% worden gehanteerd. Het BBV staat gemeenten toe om maximaal 0,5% af te wijken van de berekende omslagrente. Om continuïteit in de cijfers te borgen, is voor 2020 daarom gewerkt met een omslagrente van 1,9%. Hierdoor wordt er per saldo in 2020 € 492.000,- teveel toegerekend aan de investeringen.